google1cd948c96117a2c1.html

Jacobus Jan Cremer (1827-1880)

Nederlands prozaschrijver, voordrachtkunstenaar en kunstschilder werd op 1 september 1827 geboren in Arnhem. 

Zie de Kroniek over het leven van Cremer voor de belangrijkste gebeurtenissen. 

Link naar Geboorteakte CremerStamboom Cremer


Jacob Cremer stamde uit een welgestelde en kunstzinnige familie. Hij toonde reeds vroeg talent voor tekenen, voordracht en toneel. Zie de subpagina's voor info over zijn zussen.

Op zijn tiende jaar ging hij naar de kostschool Het Hemeldal te Oosterbeek. Hij verbleef daar vijf jaar. Cremer was geen bijzonder geinteresseerde leerling. Wel viel hij op in verband met het schrijven van toneelstukken en zijn voordrachten.  Na verloop van tijd kreeg hij onderwijs van een gouverneur.  

 In 1844 werd hij leerling van de Oosterbeekse schilder Frederik H. Hendriks. Cremer maakte als schilder enige indruk. Cremer is zijn hele leven blijven tekenen en schilderen als hobby. Tijdens het schrijven van novellen en boeken heeft hij veel van zijn handschriften verluchtigd met tekeningen. Enkele van die tekeningen zijn ook in zijn werken gepubliceerd.

In 1847 woont hij een jaar op kamers in de Vlamingstraat in Den Haag en schrijft hij zich in aan de Haagse teekenacademie. 

Na zijn huwelijk met  Johannette Louise Brouerius van Nidek op 15 mei 1852 vestigt hij zich te Loenen aan de Vecht. Cremer krijgt met zijn vrouw drie dochters en een zoon. Twee van zijn kinderen overlijden al vroeg.  

Medio mei 1857 verhuisde hij naar De Noord-West Binnensingel in Den Haag.

 In juli 1860 wordt Cremer benoemd tot officier in de (Luxemburgse) orde van den Eikenkroon

Op 12 mei 1874 wordt Cremer benoemd tot Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.

In 1877 wordt zijn 25-jarig huwelijksfeest uitgebreid   gevierd. 

Na het overlijden van zijn ouders erft Cremer 94.000 gulden. Omgerekend naar 2018 is dat ruim 2 miljoen euro

Jacob Cremer is op 5 juni 1880 overleden.

De dochters Louise en Jeannette werden hoogbejaard en stierven beiden in 1945.

 Zijn graf op het Gemeentelijk kerkhof (A1, regel 4, no. 7, te Den Haag is medio 1972 geruimd.


Kunstzinnig leven:

In 1846 exposeert Cremer voor het eerst met een schilderij in Nijmegen en Amsterdam.

Vanaf 1849 exposeerde hij tot 1866 op de Tentoonstelling van levende meesters in diverse steden in Nederland.

Na enige jaren schilderen legde zich uiteindelijk toe op het schrijven van novellen, romans en toneelstukken. Zijn historische roman De lelie van 's-Gravenhage (1851) werd geen succes, evenals de Dickensiaanse roman Daniël Sils (1856). Maar met zijn novellen heeft hij van begin af aan veel succes, en maakt hij snel landelijk naam. 

Wiege Mie, gepubliceerd in de Geldersche volks-almanak van 1853, was zijn eerste grote succes. De novelle is een gedeeltelijk in het Betuws dialect geschreven dorpsvertelling in de trant van Auerbach, Reuter en Conscience. Cremer introduceert daarmee dit genre in Nederland, wat daarna veel navolging vond. Op zijn debuut volgden talloze idyllische en vaak moralistische novellen, meestal zich afspelend in het Betuwse dorp Driel, en later ook met Scheveningse achtergrond. 

Hoewel Jacob Cremer geen grote belangstelling had voor de journalistiek komt in 1854 de aankondiging dat Cremer zal gaan meewerken aan het tijdschrift De regenboog. Later wordt hij redacteur van andere tijdschriften, maar zijn inbreng is niet imposant te noemen. 

Jacob Cremer publiceerde niet alleen voor eigen gewin: een winternacht verschijnt in januari 1854 "ter leniging van de noden van de armen".

Vanaf 1856 publiceert hij enige jaren in het tijdschrift Nederland. Uitgegeven door Loman in Amsterdam.

Vanaf 5 februari 1857 verschijnt in de Oostpost als feuilleton "De Fransche komiek en de douairiere". In de maanden daarna volgen nog feuilletons met De victorine en Deine-Meu.  Vele andere werken van Cremer zullen later eveneens als voorpublicatie verschijnen als feuilleton in diverse tijdschriften en kranten. 

In de 91e vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde, op 18 juni 1857 te Leiden, werd Cremer verkozen tot lid. 

 In 1858 wordt Cremer redacteur van het tijdschrift De tijdstroom. Het tijdschrift wordt in Tiel uitgegeven door de wed. D.R. van Wermeskerken. Bij deze uitgever wordt veel van zijn vroege werk uitgegeven.

Cremer stapt vervolgens over naar de Spectator, en werkte tot slot enige jaren voor de kunstrubriek van het Haagse nieuwsblad Het Vaderland.

Cremer publiceert veelvuldig in jaarboeken en almanakken zoals: in Aurora, Gelderland, Almanak voor de Hollandschen geestigen, het Humoristisch magazijn, Luim en ernst, Europa, Nederlandsch magazijn, Na 't werk, Geillustreerd stuivers-magazijn, de kunstkronijk, De almanak voor het schoone en het goede, Christelijke volks-almanak, Castalia, het humoristisch album, Neerlands bibliotheek, De liefde sticht, Landjuweel, Voor visschers gevangen, Eigen haard, Luimige zangster

In 1859 ondersteunde hij de oprichting van een kunstvereniging in Den Haag.



Cremer was een groot liefhebber van het toneel. Behalve de roman Tooneelspelers schreef hij ook enkele toneelstukken. Met name Emma Berthold was een groot succes. Alleen al in Rotterdam waren er in 1865 in totaal 16 voorstellingen. Voor de bezoekers uit Delft en Den Haag werden zelfs extra treinen ingezet. Andere steden waar Emma Berthold in 1865 werd opgevoerd  zijn Amsterdam (zeven uitvoeringen), Haarlem, Utrecht. Het is ook het stuk waarin Esther de Boer-van Rijk in 1873 haar debuut als professioneel actrice maakte. Zijn roman Tooneelspelers was bedoeld om de toneelstand een positief imago te geven. Emma Barthold schreef hij voor de opening van de Stadsschouwburg te Arnhem. 

Cremer heeft zich veelvuldig ingezet voor zijn vele vrienden uit de toneelwereld. 

Cremer was een van de meest succesvolle voordrachtkunstenaars van de 19e eeuw.  Cremer was ook  een der eerste Nederlandse schrijvers die, mede door zijn zakelijk inzicht, kon leven van zijn werken en voordrachten. Zijn werk was zo populair dat hij in 1873 achthonderd gulden voor een novelle kon bedingen. Die populariteit dankte hij overigens mede aan zijn voorleestalent, waarmee hij ook goed verdiende. De voordrachten werden zo goed bezocht dat er extra treinen werden ingezet. Bijvoorbeeld van Den Helder naar Alkmaar in 1867.

Cremer gaf met regelmaat een voordracht  waarvan de opbrengst ten goede kwam van een goed doel, zoals Het patronaat voor den krankzinnigheid, schippers zonder inkomen in de winter 1857/1858, de kweekschool voor de zeevaart, watersnoodrampen in Gelderland, de bewaarschool aan de Groenesteeg in Leiden, een bewaarschool in Loenen a.d. Vecht, voor een 'ongelukkig Leids huisgezin", een inrichting voor hulpbehoevenden blinden, cholera-slachtoffers, het Rode kruis etc.

Overzicht van voordrachten is per jaar te zien in onderstaande tabel:


      1855 1856 1857 1858 1859
 1860 1861 1862 1863 1864 1865 18661867
1868
 1869
 1870 1871 1872 18731874
 1875 1876 1877 1878 1879
 1880         


Vanaf de jaren '60 worden zijn novellen veelvuldig door ook anderen voorgelezen. Met andere woorden er ontstond een Cremer handelsmerk.

Vertalingen van het werk van Cremer is verschenen in het Duits, Engels, Frans, Italiaans, Fries, Esperanto en Tsjechisch.

Cremer kreeg met name van Busken Huet veel kritiek. Huet noemde hem een auteur met ‘banketbakkersgaven’. 

De critici waren unaniem uiterst positief over zijn voordrachten. Zijn kwaliteiten op dat gebied waren voor die tijd ongeevenaard.

Cremer werd gezien als een volksschrijver. Hij schreef echter zeker niet voor alle lagen van de bevolking. In de novelle 'De regte Jacob' schrijft hij o.a. over een boerengezin: 'met wat ruwer handen, maar anders al tamelijk als gij, minnende lezers of lezeressen', waardoor hij laat zien dat hij graag over Betuwse boeren schrijft, maar zeker niet de bedoeling heeft voor de boeren te schrijven. Hij heeft ze echter, in tegenstelling tot veel andere 19e eeuwse auteurs, nooit in het belachelijke geportretteerd.




In 1868 wordt een werk van Cremer voor het eerst opgenomen in een bloemlezing. Later is zijn werk nog vele malen in bloemlezingen terug te vinden. 

In dat jaar is hij een van de commissieleden die het 10e Nederlandsch taal- en letterkundig congres voorbereiden.

1869 is een belangrijk jaar voor Cremer. Hij wordt lid van de Maatschappij Nederlandsche taal en geschiedenis, commissielid van het Toneelverbond, en erelid van Oefening kweekt kennis in Den Haag. In 1871 wordt hij penningmeester van de Haagse commissie die in monument en asyl wil oprichten in Brielle. 

In zijn laatste jaren was Cremer bezig met de redactie van zijn verzameld werk, dat onder de titel Romantische werken zou verschijnen bij de Leidse uitgever P. van Santen. Deze overleed echter al snel, zodat de uitgave werd overgenomen door D. Noothoven van Goor. Ook Cremer zelf heeft de voltooiing van de veertien delen tellende boekenreeks niet meer mogen meemaken. 


Ondanks zijn sociale bewogenheid stond Cremer bekend als een afstandelijke persoonlijkheid, die door zijn afkomst uit een welgestelde familie niet echt in contact stond met de arbeidersklasse die hij zo vurig verdedigde. Voor vrienden was hij beminnelijk en humoristisch in de omgang. Al verloor hij ook voor zijn vrienden nooit het zakelijk belang uit het oog. 

Na zijn dood is zijn werk langzaam maar  zeker in de vergetelheid geraakt. Zijn werk is tot 1939 in 50-cents-edities van A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij in de boekhandel verkrijgbaar geweest. 

Zijn aanklacht tegen de kinderarbeid "Fabriekskinderen" heeft hem enige historische bekendheid gegeven. Mede dankzij zijn inspanningen werd de kinderarbeid bij wet verboden. Zijn werk is nog steeds leesbaar. Voor mensen met belangstelling voor het Betuws dialect zijn de novellen, ondanks de niet geheel correcte weergave de moeite waard om te lezen. Maatschappelijke bewogenheid spreekt uit de romans Anna Rooze (1868) over rechtstoestanden) en Tooneelspelers (1875). Zijn voordracht uit 1863, Fabriekskinderen, en zijn persoonlijke bemoeiingen (o.a. bij Thorbecke) hebben geleid tot een begin van wetgeving tegen de kinderarbeid. 


Cremer was een uitstekend verteller doch een oppervlakkig psycholoog, wiens roem na zijn dood snel afnam.

Vriend Gerard Keller omschrijft Cremer alsvolgt: "Die lange, forsch gebouwde man, met het vriendelijk jeugdige voorkomen is Cremer"



Herinneringen aan Cremer:


Gedenktekens:

In vier plaatsen in Nederland (Arnhem, Den Haag, Loenen aan de Vecht en Driel) zijn gedenktekens gerealiseerd ter herinnering aan Cremer.

 In 2018 is in  Driel een bronzen beeld van Kruuzemuntje geplaatst. Dit beeld is op 13 april 2018 onthuld. 


In 1880 is in de Scheveningse bosjes te Den Haag een bank geplaatst.


In Loenen a.d. Vecht is in zijn huis een gevelsteen geplaatst.


In zijn ouderlijk huis in Arnhem is een gevelsteen geplaatst. Deze steen bevindt zich nu in het Openlucht museum te Arnhem.

Toneelwereld:

Haarlem kent de toneelvereniging:  De Letterlievende Vereniging J.J. Cremer, kortweg ‘Cremer’, opgericht op 2 april 1882. Het doel van de vereniging bij de oprichting in 1882 was ‘onder beoefening van Toneelkunst eeniger winteravonden in gezelligen kring door te brengen’. Oorspronkelijk was de naam dan ook ‘Onder ons’. Die naam viel echter niet bij iedereen in goede aarde. Uit bewondering voor de toen zeer gevierde schrijver J.J. Cremer die kort daarvoor overleden was, vroeg en kreeg men van diens weduwe toestemming de naam te wijzigen in Letterlievende Vereniging J.J. Cremer.  Van 1885 tot ver in de vorige eeuw waren leden van de familie Cremer beschermheer van de vereniging. Uiteraard speelde de vereniging in de loop der jaren ook werk van de schrijver naar wie zij was vernoemd. Zo werd zijn stuk Emma Berthold meermaals opgevoerd, respectievelijk bij haar 10- en 30-jarige jubileum in 1892 en 1912. Bij het 80-jarig bestaan werd het als Familie Berthold in een bewerking van Henk Bakker opgevoerd.

Straatnamen

In diverse dorpen en steden zijn straten en pleinen naar hem vernoemd, zoals in Driel, Arnhem, Utrecht, Amsterdam, Haarlem, Voorburg, Pernis, Den Haag, Valkenburg, Harderwijk, Nieuwstadt, Tiel.


Letterkunde

 In 2010 werd Cremer in het Nederlands Letterkundig Museum opgenomen in Het Pantheon, de permanente tentoonstelling die beoogt alle hoogtepunten uit de Nederlandse literatuur bijeen te brengen.


In 2015 is de novelle Kees Springer in en buiten de kerk opgenomen in de nieuwe canon van de Leeslijst van Nina Geerdink, Jos Joosten, Johan Oosterman (red.) – De leeslijst. Vantilt, Nijmegen.


Kinderarbeid

* Vanwege zijn stellingname tegen kinderarbeid is hij opgenomen in de Historische canon van Leiden.

* De Russische website www.peoples.ru herdenkt Cremer jaarlijks op 1 september op zijn geboortedag.  

      

Grootste Gelderlander

* in 2018 een van de 20 genomineerden bij de verkiezing van de grootste Gelderlander. Forum Gelderland. 

www.jacobcremer.nl

21 april 2023.